AbstractsPsychology

Abstract

De zin ‘de man fietste’ is moeilijker dan ‘de man fietst’ voor mensen met een agrammatische afasie. Agrammatische afasie is een grammaticale stoornis als gevolg van hersenletsel, bijvoorbeeld een beroerte. In het Nederlands/Engels kun je op paradoxale wijze ook naar het verleden verwijzen met een werkwoordsvorm in (voltooid) tegenwoordige tijd, bijvoorbeeld ‘heeft gefietst’. Laura Bos toont aan dat het niet zozeer de verleden werkwoordstijd is die moeilijk is voor mensen met afasie, maar het verwijzen naar het verleden, ongeacht de werkwoordstijd: voor Nederlandse mensen met afasie was het moeilijker om zinnen af te maken met de onvoltooid verleden tijd of voltooid tegenwoordige tijd dan met de onvoltooid tegenwoordige tijd. Volgens Bastiaanse en collega’s (2011) komt dit doordat er voor verwijzing naar het verleden naar een gebeurtenis vóór het moment van spreken verwezen wordt. Die gebeurtenis moet daarom uit de context (ofwel ‘discourse’) worden opgeroepen. Dit oproepen kost extra hersencapaciteit. Deze ‘discourse’-verklaring wordt ondersteund door een andere studie uit dit promotieonderzoek: bij Russische mensen met afasie trad een simultane stoornis op in het begrip van ‘discourse’-processen, waaronder tijdsverwijzing. Ook gezonde mensen maakten dit ‘discourse’-gerelateerde onderscheid in tijdsverwijzing, zo blijkt een derde studie met hersenactiviteitmetingen door middel van elektro-encefalografie. In een vierde studie heeft Laura Bos oogbewegingen bestudeerd. Hieruit bleek dat Duitse agrammatisch-afatische proefpersonen een werkwoordsvorm die naar de toekomst verwijst even snel verwerkten als gezonde proefpersonen, maar een werkwoordsvorm die naar het verleden verwijst minder snel. Deze resultaten vormen een klein puzzelstuk in de grote puzzel van taalverwerking.; The sentence ‘de man biked’ is more difficult than ‘the man is biking’ for people with agrammatic aphasia. Agrammatic aphasia is a grammatical disorder caused by brain damage such as stroke. In Dutch/English, one can paradoxically refer to the past by means of a verb form in present (perfect) tense, for example ‘has biked’. Laura Bos shows that it is not the past tense per se that is difficult, but reference to the past irrespective of the verb form employed: For Dutch people with aphasia, it was more difficult to complete sentences with the simple past or present perfect than with the simple present. According to Bastiaanse and colleagues (2011), this is because for reference to the past, one refers to an event before the moment of speech. This event should be recalled from discourse, which requires additional brain capacity. This discourse-explanation is supported by another study of this PhD research: Russian people with aphasia had a simultaneous impairment in comprehension of discourse-processes, including time reference. Also healthy people made this discourse-related distinction in time reference, as shown in a third study involving brain activity measurements using electroencephalography. In a fourth study, Laura Bos has analysed eye…